Helaas gaat het niet zo goed met de egels in Nederland. De afgelopen 10 jaar is de helft van alle egels verdwenen. Ze hebben steeds minder plek om te wonen en te leven. 

Daarom is een egelkast een uitstekende schuilplaats. Egels gebruiken deze plekken om te slapen, te overwinteren en soms zelfs om hun jongen in te krijgen.

De egel kun je overal in Nederland tegenkomen omdat hij in veel verschillende landschappen kan overleven. Meestal zit hij vlak bij huis, in tuinen en boomgaarden.
In de nacht zijn ze actief en overdag slapen ze onder bladeren en lage struiken. Egels houden een winterslaap en in april/mei worden kevers, rupsen, regenwormen, oorwurmen en slakken verorberd, om weer aan te sterken.
Egels zijn verrassend snel en lenig. Ze kruipen door nauwe spleten en kunnen uitstekend zwemmen.

Als een egel in gevaar is rolt hij zich op en vlucht niet. Hierdoor wordt hij vaak een verkeersslachtoffer. Verder vormen gif, rondslingerend afval of onafgedekte putten mogelijke doodsoorzaken.
Veel natuurlijke vijanden hebben egels niet. De harde stekels vormen zijn harnas. Alleen grote roofvogels zoals de kerkuil en vossen, dassen en honden kunnen een gevaar zijn voor egels. De grootste vijand van de egel is en blijft de mens.

Een egelhuis kan op elk moment in in elk seizoen in de tuin geplaatst worden.
De beste plek is een rustige hoek met de ingang vlakbij een schutting.
Wat dorre bladeren rond en in het egelhuis vormen een uitnodigende plek van egels om te wonen.