Kerkuil

Kenmerkend is het hartvormige gezicht, wat van helder wit tot beige bruinachtig kan variëren. In Nederland komt vooral de geelbruine gespikkelde onderzijde van de uil voor. Kerkuilen leven in half open tot open landschappen. Hij gaat vanuit zijn roest (nestplaats) jagen in een open veld. Dit doet hij wanneer het buiten donker wordt. Het grootste gedeelte van zijn voedsel bestaat uit allerlei soorten muizen. In de braakballen zijn de botjes duidelijk te vinden. Volwassen kerkuilen blijven gewoonlijk het hele jaar in de omgeving van de broedplaats. 

De broedperiode is van februari tot soms ver in het najaar. Gemiddeld bestaat het legsel uit 4 tot 7 eieren.

 

Ophangen/neerzetten:

De kerkuil vestigt zich graag in gebouwen zoals schuren of kerktorens. De nestkast kan het beste geplaatst worden op de gebinten (balken) van open schuren. Hij kan ook tegen de binnen gevel van een dicht gebouw gehangen worden wanneer er een ingang van buitenaf gemaakt wordt. 

Aan de buitenzijde van bijvoorbeeld een overstek van een gebouw kan ook een nestkast gehangen worden.