De koolmees die zo groot is als een mus, is een vogel die we vaak als eerste in de tuin horen en zien. Hij wordt gekenmerkt door zijn zwarte kop, witte wangen en zwarte streep op zijn gele buik.

Zijn voedsel bestaat o.a. uit spinnen, insecten (waaronder de processierups), wormen en slakjes. De koolmees laat zich ook graag zien op een voedertafel of bij een voederhuisje.

Hij heeft 1 of 2 legsels per jaar met 8 tot 13 eieren. In een boom zouden nestkasten  3 tot 4 meter uit elkaar kunnen hangen. Tegen een muur adviseren wij om de kasten van dezelfde soort vogels wat verder uit elkaar te hangen (8 tot 10 meter). Er kan natuurlijk wel bijvoorbeeld een pimpelmezenkast op minimaal 3 meter afstand bij gehangen worden.

 

De pimpelmees is wat kleiner van stuk. Deze kenmerkt zich door zijn blauwe "petje", gele borst, smalle, zwarte oogstreep, zwartblauwe kinvlek en blauwachtige vleugels. Mannetjes zijn helderder van kleur dan vrouwtjes.

 

Mezen zijn bosvogels die zich hebben aangepast aan de menselijke omgeving. Ze broeden graag in nestkasten en overwinteren met veel plezier in onze tuinen. Als het eerste nest is uitgevlogen is het goed om een eerste controle te doen op dode vogeltjes. De mees legt vaak het tweede legsel op de eerste. Voor de winter volgt de tweede controle: kun je het beste de mezenkast schoonmaken. Met heet water, een borstel en zonder schoonmaakmiddel wordt voorkomen dat verschillende soorten ongedierten in de kast blijven.

Ophangen:

De nestkast graag op minimaal 2,5 tot 3 meter hoogte zodat ze rustig kunnen broeden. De invliegopening bij voorkeur niet naar het westen of het zuiden.